Logboek
Dit is het logboek van mijn reis naar Zuid-Afrika in oktober 2005. Ik ga eerst mijn nicht Goele bezoeken, die al jaren in Bloemfontein woont, en daarna daarna ga ik op uitnodiging van het Eenheid vir Navorsing in Kinderliteratuur van de Universiteit van Suid-Afrika in Pretoria naar de 'Nederlandse Boekendagen'. Ik eindig de reis met een tocht door Mpumalanga, Swaziland en Limpopo.
vrijdag, november 11, 2005
donderdag, november 10, 2005
(***) Dilemmaverhalen
God vraagt aan de eerste mensen hoe ze willen sterven. Als een pisangplant (=bananenboom) of als de maan.
De eerste mensen antwoorden: 'Wij weten niet wat een pisangplant is, en wij weten niet wat de maan is. Hoe kunnen we dan kiezen?'
'De maan,' zegt God, 'sterft op het einde van zijn leven, maar komt telkens weer terug. De pisang echter komt niet terug nadat hij is gestorven. Maar voor hij sterft wordt hij omringd door nieuwe pisangbloesems en vruchten.'
De mensen overleggen met elkaar hoe ze willen sterven. Na een tijdje maken ze God duidelijk wat ze gekozen hebben. 'Als we kiezen om te sterven zoals ze maan, komen we wel altijd terug, maar zijn we erg eenzaam,' zeggen ze. 'Als we sterven zoals de pisangplant komen we niet terug, maar zijn we niet alleen.'
woensdag, november 09, 2005
U-Carmen komt naar België
Ik krijg zonet het bericht dat U-Carmen Ekhayelisha, de film die ik tijdens mijn vlucht naar Zuid-Afrika heb gezien, waarschijnlijk in België in distributie komt. Dat is goed nieuws. De film won begin dit jaar de Gouden Beer. Het is een bewerking van de opera Carmen van Bizet. Het verhaalgegeven is door de filmmaker naar het leven in de Kaapse township Ekhayelisha omgezet, de opera is vertaald naar het Xhosa.
Het filmfestival Open Doek staat volgend jaar in het teken van de betere Zuid-Afrikaanse film. U-Carmen Ekhayelisha wordt de openingsfilm op 21 april 2006. Er worden ter gelegenheid van het festival een achttal regisseurs overgevlogen. De regisseur van U-Carmen Ekhayelisha, Mark Dornford May en zijn vrouw Pauline Malefane (hoofdrolspeelster Carmen) zijn uitgenodigd.
Recensie van de film.
dinsdag, november 08, 2005
zondag, oktober 23, 2005
(***) Brief aan Kito
woensdag, oktober 19, 2005
Huiswaarts
Het eerste waar ik aan moet wennen als mijn trein uit Zaventem bovengronds komt zijn de lange schaduwen hier. De bomen zijn verkleurd, tijdens mijn afwezigheid is het herfst geworden. Mijn huis ligt achter het centraal station in Antwerpen. Door de zoo is de kortste weg. Met mijn valies aan de hand loop ik voorbij de giraffen en de olifanten. Ze hebben een paar vierkante meter om zich te bewegen, en hooi in een ruif. Ik vraag me af of ze zich de savanne nog herinneren.
dinsdag, oktober 18, 2005
Beehives
We overnachten in beehives, dat zijn traditionele Swazihutten. Ik lees een column van Riana Scheepers in het Afrikaans en stel vast dat ik zo goed als elk woord nu begrijp. Nooit verwacht dat ik in mijn leven nog een nieuwe taal zou leren.
Sommige woorden schrijf ik neer omdat ze zo mooi zijn. Windgat betekent opschepper, nartjie is een mandarijn, een sambreel is een paraplu en een schuifspeld is een paperclip.
Frangipane
Thomas noemt de namen van de bomen die we voorbij rijden: de maroela, de acacia, de koortsboom, de aloë, de worstenboom. Hij wijst de uitheemse soorten aan: de bougainville en de jacaranda, de populieren en in een enkele tuin zelfs een treurwilg. Hij leert me de gombomen uit Australië te onderscheiden. Ze werden als windschermen aangeplant, en sindsdien woekeren ze door het Afrikaanse landschap. Mij kunnen de plantages waar we doorheen rijden erg bekoren, maar Thomas houdt meer van het authentieke Afrikaanse terrein, zonder sporen van aanplanting door mensen. De frangipane intrigeert me het meest. Hij bloeit in roze en wit in verder bladloze bomen. Ik vraag me af of de plant iets te maken heeft met onze gebakjes. Thomas stopt langs de weg om een van de bloesems te plukken. De bloemen ruiken heerlijk, maar niet naar onze amandeltaartjes.
Swaziland
zondag, oktober 16, 2005
Kortverhaal
zaterdag, oktober 15, 2005
Het boshuis in Marloth Park
Maritha en Braam hebben een blokhut aan de rand van het Krugerpark, in Marloth Park. Braam heeft het boshuis eigenhandig gebouwd, met behulp van zijn zoons die toen nog kleine kinderen waren. Elektriciteit is er niet, wel een koelkast op gas, en een douche in de open lucht. Ik tref het slecht, beweren ze, het is erg droog dit jaar, en er staat geen blaadje groen aan de bomen. We moeten uitkijken met vuur en oppassen voor brandgevaar.
Een van de eerste dingen die Maritha me vertelt is over de bosbrand die ze hier heeft meegemaakt. De kinderen moesten alle bezittingen op het pad gooien en Maritha stond met de tuinslang het huis nat te spuiten. Ze weet het niet, maar haar getuigenis is voor mij een geschenk; in Frankfurt ben ik een kortverhaal begonnen over een bosbrand.
Het boshuis staat op paar honderd meter van de elektrische afrastering die de wilde dieren in Krugerpark moet houden. Maar de dieren breken door de omheining, en wie zich in het donker nog tussen de bomen waagt riskeert oog in oog te staan met een leeuw. We slapen die nacht buiten op ‘de stoep’ een hoog terras dat boven de boomkruinen uit torent. Ik voel me niet helemaal op mijn gemak. Maar we krijgen die avond enkel bezoek van een kudde gnoes.
8.880 kilometer hier vandaan...
Tweegesprek met Riana
In de boekenwinkel loopt een tentoonstelling van moderne Vlaamse kinder- en jeugdboeken. We hebben niet veel tijd om ernaar te kijken: Riana moet haar vliegtuig halen terug naar Kaapstad, en wij vertrekken richting Marloth Park.
vrijdag, oktober 14, 2005
Literaire avond
Op een avond voor literair-geïnteresseerden lezen een aantal auteurs voor tijdens een diner. Riana leest in versvorm, Fransi Phillips laat haar gedichten voorlezen door Kosie, een jonge vriend van haar, uit de prachtige bundel My lied van die niet. Ook Hans du Plessis leest voor, en Francie Greyling, de dame achter het goedgedocumenteerde Storiewerf. Tot mijn frustratie merk ik dat ik het nog altijd moeilijk vind om voorgelezen teksten in het Afrikaans te begrijpen.
Nadien heb ik een lang gesprek met een jonge man die toen hij zeven was vanuit Diksmuide naar Pretoria is geïmmigreerd. Hij spreekt nog West-Vlaams. Interessant is wat hij te vertellen heeft over de hersenvlucht uit Zuid-Afrika. Van alle jongens waarmee hij heeft gestudeerd zijn er maar een fractie meer in het land.
Tijd winnen
Ik lees Duras en ervaar de troost die ze brengt door het opsommen van de aantallen doden, de aantallen gewonden, de aantallen gedeporteerden, het noemen van de plaatsen waar de afrekeningen gebeurden, de fouilleringen, de afslachtingen. Ik moet mijn lectuur voortdurend onderbreken om de geruststelling te zoeken van mijn aantekenboek. Er is zo weinig nodig om een geschil te laten escaleren. Hoeveel kracht is er nodig om een conflict te vermijden?
donderdag, oktober 13, 2005
De schrijfoefening voor de deelnemers
1. Wat is inspiratie?
2. Keuzeverlamming
Geef jezelf een 'opdracht'. Verklein, versmal de omgeving, de mogelijkheden.
3. Opdracht 'leerling-tovernaar'
Bedenk iets wat je aan iemand zou kunnen leren, een vaardigheid. Zet op papier. Bedenk een situatie waarbij je mij dit leert.
Moed inspreken + wanhoop, anticiperen op het falen van de antagonist.
4. Evalueer situatie die situatie die je hebt bedacht in groepjes van twee. Zie de situatie voor je, beschrijf mondeling. Zie het conflict: de antagonist wil wel leren, maar jij beseft dat hij het nooit zal kunnen.
5. Start by beginning
Niet te lang evalueren. Maak je nog geen zorgen over de afwikkeling.
6. Verander het conflict,
Begrijp bij het schrijven het echte conflict, durf het te wijzigen.
Leg de motieven bloot, ontdek ze gaandeweg tijdens het schrijven.
7. Wees onverstoorbaar
Wikkel onvoorspelbaar af, durf zaken open te laten, wikkel niet af. Laat de wonde schrijnen. Eindig onconventioneel.
Slypskool
Slypskool vir aspirant en beginner en gevestigde skrywers
Aangebied deur Anne Provoost, Vlaamse jeugboekskrywer en die Eenheid vir Navorsing in Kinderliteratuur, Unisa.
Anne Provoost bied op Donderdag 13 Oktober 'n slypskool by Unisa aan vir almal wat skryf of wil skryf. Hoewel sy bekendstaan as 'n jeugboekskrywer is daar volgens haar weinig verskil tussen skryfwerk vir jongmense en volwassenes.
Die titel van haar aanbieding is 'De schrijver en zijn schrijfkramp, zijn keuzeverlamming en zijn onverstoorbaarheid. Analyse van een schrijfproces, inclusief een gouden tip: "Start by beginning"..
Haar doel is nie om mense te leer skryf nie maar om eerder aan die hand van haar eie skryfwer, te toon hoe probleme waarmee skrywers en aspirantskrywers te doene het, oorkom kan word.
woensdag, oktober 12, 2005
Uitblazen
"Falling"
Maar dat is niet het onderwerp van mijn voordracht van vandaag. We hebben het over de omzetting van boek naar film, dus ga ik voornamelijk in op wat volgens mij de belangrijkste veranderingen zijn geweest om te komen tot een filmscript. Ik ga vooral in op de ‘urgentie’ die in een film wordt ingebouwd (de klokt tikt duidelijker in de film, de roman is wat dat betreft rustiger – allicht minder spannend). Ik beschrijf het verschil tussen het ik-standpunt in de roman, waar je door de hele roman heen met handen en voeten aan gekluisterd blijft, en het vertelstandpunt in een film, dat zich veel losser beweegt. Voor het eerst mocht ik me bij het schrijven van het script ook afvragen wat de nevenpersonages deden op momenten dat Lucas niet aanwezig was, wat voor mij als schrijver een heel nieuwe ervaring was. Toen ik het boek schreef, immers, hoefde ik me die vraag nooit te stellen.
Verder zijn bij de omzetting van boek naar film gewijzigd: de leeftijd, het seizoen, de taal, de afloop, en de nadrukkelijkheid van de verliefdheid tussen Lucas en Caitlin.
Ik laat de dvd achter bij de lectoren. Ze zullen de film later helemaal aan hun studenten laten zien.
Prinses op de erwt
Ik leg het verband tussen het sprookje en de literaire kritiek. Het boek is de erwt, en elke lezing van een boek kun je zien als een test van gevoeligheid. Sommige boeken zijn weerbarstig; ze zijn een bobbel onder je matras, de verstoring van je nachtrust. Andere boeken voel je dan weer nauwelijks of niet. Ze houden je niet wakker. Misschien zijn ze zelfs slaapverwekkend.
In de volwassenenliteratuur wordt onderscheid tussen boeken die je verontrusten en boeken die dat niet doen wel ervaren, maar de boeken bestaan naast elkaar zonder dat er een educatieve of pedagogische discussie rond ontstaat. Men maakt zich tegenwoordig weinig zorgen over de gevoeligheid van de volwassen lezer.
In de kinderliteratuur is de discussie over de gevoeligheid voortdurend aan de gang. Mag je wel rusteloosheid veroorzaken bij kinderen? Of moet je er als volwassene voor zorgen dat ze niets voelen in hun slaap?
Vreemd genoeg gaan volwassenen ervan uit dat ze weten hoe gevoelig 'het kind' is. En als ze niet zeker zijn van de gevoeligheid, nemen ze simpelweg geen risico's. Aan het kind wordt niet gevraagd in welke mate bobbels onder de matras hem hinderen. Ik stel een nieuw model voor om literatuur te beoordelen, een model dat rekening houdt met ons kindbeeld en met de leesfases en leesstemmingen waarin iemand zich bevindt.
In de vragenronde praten we lang over de afwezigheid van positieve seksuele voorlichting in onze opvoeding. We brengen onze kinderen op de hoogte, maar voornamelijk over de gevaren van seksualiteit: zwangerschap en AIDS. We hebben het met onze kinderen zelden over de intensiteit en het extatische van seks. Hoeveel moeders vertellen aan hun dochter hoe haar vader (of iemand anders;-) erin slaagt om haar te laten genieten?
Zo creëren we overgevoelige kinderen. Ze reageren verstoord omdat de informatie die ze krijgen eenzijdig is.
dinsdag, oktober 11, 2005
maandag, oktober 10, 2005
Mag het ook een gedicht zijn?
We rijden naar de lagere school van Atang aan de rand van Bloemfontein. Aan het stuur zit mijn nicht Goedele, een Belgische die hier al veertien jaar dokter is. Haar man groeide op in een township; hij heeft ons duidelijke richtlijnen gegeven. Gewapend met zijn plattegrond rijden we, als enige blanken hier, ter hoogte van het brandweerstation de township Mangaung binnen, over gravelwegen, in een wirwar van straatjes en steegjes met aan alle kanten plakkershutten met latrines in de kale tuintjes. We kennen de veiligheidsinstructies. De belangrijkste is niet te verdwalen. Verder: niet zonder nadenken om het even waar stoppen. Zo weinig mogelijk geld of waardevolle dingen meenemen. Bereid zijn om af te geven wat je hebt zodat er geen geweld wordt gebruikt.
Waarom zijn we hier? Ik ben me er nog niet van bewust, maar ik sta voor de vreemdste, meest unieke auteursontmoeting die ik ooit heb meegemaakt. Ik ben in dit land voor een lezingentournee, maar daar maakt dit schoolbezoek geen deel van uit. De tournee moet nog beginnen en zal voornamelijk bestaan uit voordrachten en workshops op universiteiten, met overwegend blanke toehoorders. Het bezoek aan de Atang-school is eerder toevallig. Goedele gaat er een enveloppe met geld afgeven. Ze kent de school door hun actieve zoektocht naar schenkers. Via de school van haar eigen kinderen ontvangt ze regelmatig oproepen om leerboeken, schrijfgerief, jassen af te staan ‘aan de schoolkinderen van Atang’. Opvallend, vond ze, want townshipscholen getuigen met hun problematiek van alcoholisme, gebrek aan middelen en ziekteverzuim doorgaans niet van veel ondernemingszin.
De cash in haar handtas is afkomstig van onze neef uit België. Hij wou een gift doen en vroeg Goedele om een project uit te zoeken. In dit land woedt sinds en paar weken een debat over het niveau van de scholen. De mensenrechtencommissie heeft de Zuid-Afrikaanse scholen ‘sinkgate’ genoemd. ‘Suid-Afrika se skoolkinders kan nie lees nie,’ koppen de kranten. Nationale toetsen hebben aangetoond dat in de zwarte scholen in het zesde leerjaar slechts 0,1% van de leerlingen behoorlijk kunnen lezen. In de bruine scholen is dat 3% en in de voormalige witte scholen is dat 65%. Meer dan tien jaar na Apartheid is die vaststelling voor blank en zwart ontstellend.
Toen Goedele de school belde en vroeg of ze geld konden gebruiken was het antwoord van de onderdirectrice snel en verrassend. Dankzij een schenking uit Taiwan beschikt de school sinds kort over een behoorlijk aantal computers. De school heeft voor een computerleraar geen salaris, dus de lessen moeten door de kinderen worden betaald. De school heeft 200 aidswezen. Die weeskinderen moeten op dit ogenblik toekijken hoe hun vriendjes computerles krijgen. De onderdirectrice stelde voor de Belgische schenking te gebruiken om een aantal van die kinderen de kans te geven om een schooljaar lang computercursus te volgen.
Een onderdeel van het debat over de ongeletterdheid van de zwarte bevolking is het feit dat de zwarte cultuur een orale cultuur is. Er wordt wel verteld, maar niet geschreven. Er wordt goed geluisterd maar nauwelijks gelezen. De Zuid-Afrikaanse regering speelt in op die neiging, en investeert meer in de mobiele telefonie dan in de uitbouw van het digitale netwerk. Een school die tegen die beweging ingaat, en computerlessen aanbiedt aan scholieren op jonge leeftijd, wil ik graag van nabij zien. ‘Wil de schrijfster de oudsten iets vertellen over boeken,’ vraagt de onderdirectrice als ze verneemt dat ik meekom.
Op de parking voor de school staat een robuuste vrouw ons op te wachten: de onderdirectrice. Ze leidt ons binnen in een grote, lage zaal met een groep tieners van uiteenlopende leeftijden. Minstens honderdvijftig zijn het er, sommigen lijken geen tien, maar de meeste jongens hebben al de baard in de keel. Hun armoedigheid doet me schrikken, evenzeer als het feit dat ze met zo velen zijn. Drie klassen van graad zes zijn het, één klas bestaat hier makkelijk uit zestig leerlingen.
‘Neem een foto,’ fluistert de onderdirectrice me toe. Ik doe het werktuigelijk, maar uit ervaring weet ik dat ik wat hier aan de hand is niet op foto kan vastleggen. Een keer gekiekt lijken deze kinderen vertederend, exotisch, worden het emblemen van een continent en van de Westerse mens die op bezoek is. Wat je niet registreert is de beduimeldheid, de versletenheid van hun synthetische uniformbloesjes, de geur van de grauwheid in hun hemden, de magerte die je voelt als je je hand op hun schouders legt. Na de foto wil ze dat ik iets zeg. Het is warm in het zaaltje, de ramen staan wijd open, ik weet niet of ze me achteraan kunnen horen. Ik moet schreeuwen om verstaanbaar te zijn.
‘Houden jullie ervan om naar verhalen te luisteren?’ probeer ik. ‘Houden jullie ervan om zelf verhalen te vertellen? Ik ben een verteller van verhalen. Ik ben een schrijver.’ Ze kijken me wezenloos aan. Is het mijn Engels, mijn accent waardoor ze me niet begrijpen? Of ligt het eraan dat ik in niets lijk op de verhalenvertellers die zij kennen? Hun oogopslag brengt me van mijn stuk. Net zoals overal in Afrika valt me op dat hier twee soorten blikken zijn. Er is de alerte, geboeide blik van nieuwsgierige kinderen zoals je die in elk land tegenkomt, maar ook de waterige, ontstoken blik van de ondervoeding. In het voorbijgaan hebben we in de leraarskamer de stapels boterhammen zien liggen. Voor ieder kind drie sneden brood, waarvan één besmeerd met rode jam. De school neemt het op zich te zorgen dat de kinderen dagelijks minstens één maaltijd krijgen. ‘Sedert ons voedselprogramma goed loopt, zien we de kinderen groeien,’ heeft de onderdirectrice gezegd. Hier te staan, voor een klas van honderdvijftig jongeren die alleen op de derde boterham een laagje jam krijgen, vervult me van gêne.
De onderdirectrice komt me te hulp. Ze pakt het boek dat ik bij me heb uit mijn handen en houdt het hoog in de lucht. ‘Anne is een schrijfster, ze heeft dit boek geschreven. Kijk maar, haar foto staat op de achterzijde,’ roept ze door de zaal. De jongeren knikken, turen naar de foto, maken geluidjes van bewondering. ‘Waar gaat het over, Anne?’ gaat de onderdirectrice verder, ‘Anne gaat jullie nu vertellen waar dit boek over gaat!’ Ik probeer moeizaam uit te leggen wat ik in Mijn tante is een grindewal heb beschreven. Kunnen ze zich iets voorstellen bij het stranden van walvissen? Kunnen ze zich zelfs maar iets voorstellen bij een strand en de zee? Hoe vertel ik dat dit boek gaat over seksuele kindermishandeling? In normale omstandigheden heb ik nu een betoog klaar over ‘vertelplezier’ en ‘leeshonger’, maar vandaag krijg ik die woorden niet over mijn lippen.
‘Leg hen het verschil uit tussen fictie en non-fictie,’ fluistert de onderdirectrice me toe. Opnieuw zoek ik naar een manier om me duidelijk te maken. Een verhaal verzinnen, daar een jaar over nadenken, er een heel boek over volschrijven terwijl het geeneens echt gebeurd is, het klinkt als nonsens in deze omgeving. Maar voor ik mijn vak kan relativeren staat ze alweer naast me, en herhaalt telkens weer: ‘Anne is een schrijfster uit België. Als je iets wil vragen aan een schrijfster, dan kun je dat nu doen. Goedele is een dokter, zij is Belgische maar ze woont al veertien jaar bij ons. Als je een medische vraag hebt, kun je die nu stellen. Deze dames geven ons geld voor de computerlessen. Luister goed naar wat ze zeggen, en misschien ben jij volgende keer de gelukkige die computerlessen kan volgen. We moeten de mensen in België erg dankbaar zijn. Ze sturen ons schrijvers en ze sturen ons boeken.’ Goedele en ik wisselen snelle blikken. Hier hebben we het over gehad. Branden we met onze komst het cliché van de weldoende blanke niet vast in de hoofden van de zwarte tieners? De onderdirectrice loopt naar de kleine kast tegen de muur en schuift het paneel weg. Achter het paneel staan twee schrale rijen boekjes. ‘Deze komen ook uit België!’ roept ze.
Ze stopt me een van de boekjes toe. Het zijn dunne, netjes geplastificeerde boeken voor eerste lezers in het Engels. Ik kan me niet voorstellen dat ze uit België komen. België is vandaag vermoedelijk synoniem voor de hele eerste wereld. Later had ik gesprekken met mensen op de universiteit die zich met ontwikkelingscommunicatie bezig houden. Zij vertelden dat de gratis boeken op de scholen blijven liggen tot iemand ze weggooit. Boeken worden door de mensen in de townships beschouwd als lesmateriaal, het lezen van fictie als vertier is ongekend. Als in omstandigheden als deze geen bijkomende ondersteuning is van het lezen, dan verpietert het boek.
Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, was het niet dat er nog iets is waar we in het Westen geen weet van hebben: de Afrikaanse verteltraditie verkeert in crisis. Deze kinderen horen minder verhalen dan wij vermoeden. Hun moeders zijn naar de stad gekomen om te werken, ze hebben geen tijd meer om te vertellen. Hun grootmoeders, de traditionele vertelsters, zijn in de voormalige thuislanden op het platteland achtergebleven. De orale overlevering verdwijnt, en er komt niets voor in de plaats. De overheid probeert het probleem op te vangen door boodschappen op cassette te verspreiden, maar cassettes zijn duur; ze veronderstellen de aanwezigheid van hardware en elektriciteit.
Ik besef dat ik het over een andere boeg moet gooien. Ik vraag aan de jongeren of het waar is dat zij bij het vertellen van hun verhalen ook dansen en zingen. Ze knikken begeesterd. Groepjes kinderen springen op. Een paar van hen zingen een traditioneel lied, anderen brengen een romantische ballade in het Engels. Een groepje meisjes komt naar voor om een Zoeloedans op te voeren waarbij ze geknield hun dijen, schouders en rug laten bewegen. Nu ze knielen valt op hoeveel gaten in hun schoenzolen zitten.
‘Hebben jullie een verhaal?’ vraag ik aan de jongeren als ze weer zitten. ‘Is er iets wat jullie willen vertellen? Als jullie het opschrijven zal ik het lezen en aan de jongeren in België doorvertellen.’ De ogen van de onderdirectrice schitteren. ‘Luister naar deze uitdaging!’ roept ze over het geroezemoes heen. ‘Vertel jullie verhaal, hoe verschrikkelijk het ook is. Schrijf het neer en geef het aan de schrijfster. Schrijf bij voorkeur in het Engels, maar het mag ook in je eigen taal: Sesotho, Xhosa, Zoeloe, wat je verkiest. We zullen de juf vragen je verhaal voor Anne te vertalen.’ De jongeren veren opnieuw op. Een verhaal hebben ze wel, ze willen wel vertellen.
‘Denkt u dat ze wat ze te vertellen hebben kunnen neerschrijven,’ vraagt de onderdirectrice aan de leraar die tegen de muur geleund staat. De leraar schudt het hoofd. ‘Hier zijn ze niet klaar voor,’ antwoordt hij. De onderdirectrice negeert zijn antwoord en herhaalt haar oproep. Ik weet niet wat ik moet denken. Ik wil enthousiast zijn als zij, maar onthoud vooral de sceptische blik van de leraar.
Totdat, helemaal op het einde van het lesuur, een kleine jongen op de eerste rij in een grauw hemd en verschoten das zijn hand opsteekt. ‘Mag het ook een gedicht zijn?’ vraagt hij in correct Engels. Een paar seconden lang zegt niemand iets. Dat het woord ‘gedicht’ tussen deze muren valt is onverwacht. Zoals overal ter wereld hebben de volwassenen de kinderen onderschat. De onderdirectrice grijpt de jongen vast en duwt hem naar me toe. ‘Hoor je dat?’ vraagt ze me, ‘hoor je hoe slim hij is? Maak een foto van deze jongen, dan weet je als je thuiskomt dat hij de dichter is.’
Mijn mond is kurkdroog als ik de klas verlaat. We komen weer voorbij de leraarskamer. De stapels boterhammen zijn verdwenen. Buiten op de patio zitten de kleintjes te eten. Het sneetje met de jam houden ze voor laatst.
Dit artikel verscheen in De Morgen Boeken van 23 november 2005
Computerlessen voor AIDS-wezen
Dit zijn ze dan, de computers uit Taiwan. De pc's waren een gift, maar de computerlessen moeten door de kinderen worden betaald. De cursus per kind ongeveer 2,5 euro per maand. Het geld van onze neef zal een paar aidswezen de kans geven de cursus te volgen. Die kinderen moeten op dit ogenblik toekijken hoe hun vriendjes computerles krijgen; er is niemand die de lessen voor hen betaalt.
Ook vreemd: geen enkele van deze pc's zijn aangesloten op het internet, dat is te duur.
Terwijl de onderdirectrice ons naar de computerklassen brengt zegt ze: ‘Er zijn niet alleen de verhalen van de jongeren. Er zijn ook de verhalen van de leraars! Velen van hen zijn seropositief. Ze zijn verkracht of mishandeld. Er is veel verdriet, ook bij hen.’
Orale verteltraditie
'Van Josef!' roepen ze allen. Ze willen het verhaal van Jozef in de leeuwenkuil omdat de lerares dan een kind van de voorste rij vastgrijpt om in de put te gooien.
Drie sneetjes brood
Goele en ik gaan op bezoek naar de Atangschool in de township net buiten Bloemfontein (voor een verslag van dat bezoek, zie hoger). We gaan van klas naar klas. De kleintjes zijn aan het lunchen. Ze krijgen ieder drie sneetjes brood. Op de foto zie je Mase Mokupi, zij is zeven jaar oud. Elk derde sneetje brood is besmeerd met jam; de kinderen houden het voor laatst.
Dit zijn ze, wijst de onderdirectrice. Ze vraagt de juffen om 'de meest behoeftigen' naar buiten te brengen. Uit elk van de klasjes worden een paar kinderen naar buiten gebracht. ‘Ze hebben allemaal grote noden, maar we moeten keuzes maken,’ zegt de onderdirectrice. ‘We maken een lijst van de meest behoeftigen, en uit die lijst kiezen we nog eens een paar kinderen die jullie geld krijgen voor de computerles. Hier, neem een foto van hen, laat die foto zien aan de mensen in België.’ De kinderen komen voor me poseren. Ik neem geen foto zonder hun toestemming.
zondag, oktober 09, 2005
(***) Bij Goedele
Samen met Indra en Kito schrijf ik lange mails naar ‘t Speelscholeke. We vertellen de kinderen van Deurne over het schoolsysteem hier, over de vrijtijdsbesteding, over het klimaat. We mailen foto’s van Indra en Kito in hun schooluniform. De kinderen mailen terug met bijkomende vragen over het vervoer, en over de verhoudingen tussen arm en rijk.
We gaan naar Soetdoring, het wildpark een dertigtal kilometer buiten Bloemfontein. We zie er zebras, struisvogels, wildebeest/gnoes en springbokken/antilopen. Er zitten geen gevaarlijke dieren hier, dus we kunnen picknicken en langs de rivier wandelen.
Morgen gaan we op bezoek naar de Atangschool in de township van Mangaung (dit betekent: de plek van de luipaarden). Toen de onderdirectrice vernam dat Goedele eventueel in het gezelschap kwam van iemand die schrijfster was, reageerde ze verrassend gedecideerd: zou de schrijfster de jongeren kunnen toespreken en wijzen op het belang van lezen en verhalen vertellen? Zou ze de jongeren kunnen uitdagen om hun verhaal neer te schrijven? Voor deze kinderen die haast nooit bezoek van blanke mensen krijgen?
zaterdag, oktober 08, 2005
Aankomst in Bloemfontein
Goedele en Indra zijn doorweekt als ze me verwelkomen. ‘Weet je het al van meter?’ vraagt Goedele meteen nadat ze me heeft begroet.
Ik weet het nog niet.
vrijdag, oktober 07, 2005
Oponthoud
Ik mis in Frankfurt mijn vlucht naar Johannesburg met een paar minuten. Tegen middernacht weet ik dat ik vierentwintig uur in Frankfurt vast zit en een hotelkamer krijg in het airporthotel. Ik val terug op mijn handbagage, heb alleen Annie Proulx en Marguerite Duras om de tijd te doden. Ik probeer mezelf niettegenstaande de teleurstelling rustig te houden, blijf de volgende ochtend uren aan de ontbijttafel zitten, vind tegen de middag een plekje buiten in de zon. Het is jaren geleden dat ik nog uren na elkaar ongestoord heb kunnen zitten lezen.
Kort na mijn terugkeer naar de luchthaven neem ik nog contact op met het thuisfront om zeker te zijn dat in Afrika iedereen op de hoogte is van mijn oponthoud. ‘s Avonds verloopt de departure helemaal naar wens. De vlucht is vol maar ik heb een goede plek aan het wandelpad, waardoor regelmatig in het vliegtuig op en neer kan lopen. Ik vlieg nu naar Kaapstad in plaats van naar Johannesburg omdat daar een betere aansluiting mogelijk is naar Bloemfontein, waar Goedele woont.
Wat ik niet weet is dat op dat tijdens de vlucht in een ziekenhuis in Poperinge mijn grootmoeder overlijdt.
donderdag, oktober 06, 2005
Mijn programma
maandag, oktober 03, 2005
Geluiden
Nog 24 uur voor ik vertrek. Misschien komt het wel vanzelf, treed ik zo dadelijk de African time binnen en wordt het zelfs voor mij mogelijk om oponthoud te ondergaan.
vrijdag, september 30, 2005
De wereld zien...
Cornelius, mijn oudste van 12, zegt: “Ik wil wel graag een wereldreis maken, maar nu nog niet. Als je een wereldreis maakt kun je niet anders dan antikapitalistisch worden, en ik wil nog een tijdje kapitalistisch zijn. Het lijkt me lastig om hier te wonen en altijd te moeten denken aan die mensen die zo arm zijn.”
Hij maakt geen grapje. We zijn veel ironie van hem gewoon, maar dit keer is hij bloedernstig.
donderdag, september 29, 2005
Zelfopgelegde taken
Dit is de zesde reis die ik maak dit jaar, en tot dusver is het gelukt. Weg zijn van mijn omgeving helpt me om te concentreren (weg zijn van mijn kinderen, zal dat misschien wel zijn). Waar ik mee wil eindigen is een verhalenbundel die zich telkens in een ander land afspeelt. Mijn hoofdpersonage blijft hetzelfde: een kind met een waanzinnige moeder (voor mijn kinderen dus misschien niet slecht dat ik soms es wegga).
Zal een reisblog mijn gedachten van een verhaal af houden? Omdat ik op dode momenten mijn hoofd vul met beschouwingen voor deze webstek in plaats van met mijn kortverhaal? Als ik merk dat dat gebeurt zullen de postings op deze blog al vrij snel achterwege blijven. En dan was dit mijn laatste reisblog. (Al kan het natuurlijk ook dat postings uitblijven omdat ik geen internetaansluiting meer vind.)
Er is nog iets waar ik naar op zoek ga. Tijdens mijn verblijf in Australië eerder dit jaar had ik een lang gesprek met Dyan Blacklock, kinderboekenschrijfster en –uitgeefster. Ze vertelde over een thema dat veel aan bod komt in de Australische kinderliteratuur. Ze herinnerde zich dat ze als kind door de verhalen die haar werden verteld een diepe angst had voor de bush, the outback. Elk jaar ‘verdwijnen’ tientallen kinderen in Australië, niet zoals bij ons omdat freaks ze meenemen, maar omdat ze in bos of woestijn verdwalen. Voor ze kunnen worden gevonden zijn ze al door de wilde dieren opgeruimd. Getting lost zou een thema zijn dat in elk kinderboek wel ergens aanwezig is.
Ik heb onvoldoende Australische kinderboeken gelezen om te oordelen, maar een film als Picknick at a Hanging Rock is er wel eentje dat je bloed doet stollen. Om het nog niet te hebben over A Cry in the Dark.
Ik wil achterhalen of de literatuur in Afrika soortgelijke fixaties heeft, en waarschuwingen voor jonge lezers. Als ik daar iets over vind, wil ik er een essay aan wijden, natuurlijk;-).
dinsdag, september 27, 2005
Overvloed
Op de stoep voor de kringwinkel lag een paar dagen terug een grote, zwarte plastic zak met babykleding. Ik heb erin gegraaid met de gedachte: ik kan alles wassen en strijken, ik kan het meenemen naar de township. Als de zak niet in stukken was gescheurd, en ik mijn schroom kleertjes mee te nemen die ik letterlijk van de straat had geraapt had kunnen overwinnen, had ik het gedaan.
Het doet me denken aan een ontmoeting een paar jaar terug met een Belgisch koppel dat net een verblijf van vijftien jaar in Zuid-Afrika achter de rug had. Ze waren om een of andere reden teruggekeerd en probeerden hier weer te aarden. Het lukte niet goed. Ze ergerden zich aan de Vlamingen, zeiden ze. ‘De eerste week dat we hier waren, reden we door een paar dorpen waar het groot huisvuil buiten stond. We waren geschokt. Complete salons op de stoep, en niemand die ze meenam. In Zuid-Afrika zou binnen het halfuur alles verdwenen zijn.’ Ik weet nog dat ik dacht: wat een vreemde beoordeling. Het feit dat een deel van de bevolking zijn woning met huisvuil bemeubelt, wordt gezien als een kwaliteit.
Ondertussen maak ik de kasten van mijn kinderen leeg, verzamel de spullen waar ze uit gegroeid zijn, prop ik sportzakken vol met mijn overvloed.
maandag, september 26, 2005
(***) Verhalen
Kennis van de taal en inzicht in jezelf zijn twee dingen die je nodig hebt om verhalen te vertellen, denk ik.
zondag, september 25, 2005
(***) De eerste journalist
De Afrikaanse tamtamspeler zocht naar een goede vorm. De verhaalvorm - al dan niet in verzen - zorgde ervoor dat de luisteraars het probleem konden bevatten, onthouden en verder vertellen.
De mensen luisterden, vroegen de verteller om advies. De verteller werd steeds bedrevener, zijn zelfverzekerdheid groeide. Hij nam standpunt in, somde argumenten op, probeerde te overtuigen. De Afrikaanse tamtamspeler was de eerste columnist.
vrijdag, september 23, 2005
Mijn vorige reis
We verbaasden ons over het feit dat de Afrikaners hun land zo dikwijls loven. ‘Begrijpelijk,’ zeiden we tegen elkaar. ‘Je gaat de dingen loven waarvan je weet dat ze je kunnen worden afgepakt.’
Joke en ik namen een nachtvlucht. Om middernacht vierden we boven de Middellandse Zee Jokes vijftigste verjaardag.
Nu ik weet dat ik opnieuw daarheen ga, komen al die herinneringen terug. Dat je er de andere helft van de sterrenhemel ziet, bijvoorbeeld. En dat in het Afrikaans de kraai ‘Ark! Ark!’ roept.
dinsdag, september 20, 2005
Hoe klinkt Afrikaans?
Op het eerste gezicht lijkt het alsof de verschillen in een klein hoekje zitten. Paard wordt perd en taart wordt tert. Ook de talrijke sk's (,,sch- wat by ons met 'n sk- uitgespreek word'') en de vereenvoudigde werkwoordsvormen zijn kenmerkend. Maar: ,,ek treur nie omdat ons ons werkwoorde nie vervoeg nie'', zegt Riana Scheepers. ,,Dit is bloot hoe ons praat.''
Veel riskanter wordt als je te maken krijgt met valse vrienden in de taal. Het probleem schuilt daar in het connotatieverschil. Koelbloedig betekent in het Afrikaans ,,gewetenloos''. Maar in het Nederlands heeft het woord behalve ,,gewetenloos'' ook nog de betekenis ,,kalm, rustig''. Vaak en vakerig hebben niets te maken met ,,dikwijls'', wel met ,,slaap'' en ,,slaperig''.
Riana: Of, byvoorbeeld, my vriendin vertel ons van die ,,steekparty'' waarvan sy ooggetuie was. Ons almal val om van skrik en skok dat sy dit gesien het! Ons is onder die indruk dat sy seks gesien het! Steken betekent namelijk ,,neuken''. En een ,,gevecht'' is een geveg.
Vooral seksueel beladen woorden kunnen voor hilariteit, maar soms ook voor vervelende misverstanden zorgen.
Riana: Ik herinner me een gesprek aan een Nederlandstalige tafel. Op een bepaald moment vraagt een van mijn tafelgenoten mij of het in Zuid-Afrika gemakkelijk aanvaard wordt dat een vrouw met kinderen (ik dus) voor een leven zonder man kiest. En of ik me niet vaak alleen en eenzaam voel. Mijn antwoord daarop was: ,,Ik kom met mezelf goed klaar'', wat in het Afrikaans gewoon betekent dat je het goed met jezelf kunt vinden. Uit de daaropvolgende vreemde blikken en stijve ruggen kon ik evenwel opmaken dat mijn woorden op zijn minst dubbelzinnig waren.
Vorige week belde een Nederlandstalige vriendin bij wie ik een koffer had laten staan, me op. Ze vroeg wanneer ik mijn spullen kwam ophalen. Ik ben meteen en zwaar beledigd op de trein gestapt en was vastbesloten om mijn koffer mee te nemen en de vriendschap voorgoed achter te laten. Waarom? Omdat spullen in het Afrikaans overeenstemt met ,,troep, rotzooi''.
Geil is in het Afrikaans een synoniem voor vruchtbaar, zonder meer. Een geil seisoen is een vruchtbaar seizoen en een geile maaltijd is een degelijke, vetrijke maaltijd. Het Afrikaans schept veel nieuwe woorden. Webwerf is website, als ik een kroostrooster zoek, wil dat zeggen dat ik op zoek ben naar een babysitter, vrouwen in een kleefbroek dragen niets anders dan een legging, wij kennen geen paperclips maar gebruiken skuifspelde en ok werk op 'n skootrekenaar in plaats van op een laptop. Afrikaners spreken niet over aids maar over vigs: verworwe immuniteitsgebrek-sindroom. Ze sturen geen e-mail maar e-pos.
maandag, september 19, 2005
Wat ga ik doen tijdens de lezingen?
Tijdens de ‘werkwinkel’ voor zijn aspirant-schrijvers wil ik in de eerste plaats uitgaan van de gedachte dat er geen regels zijn bij het schrijven, dat het bijgevolg moeilijk is om richtlijnen te geven, maar dat het wel mogelijk is om je eigen werkwijze als schrijver bloot te leggen en te proberen te verwoorden. Door te laten zien wat mijn eigen problemen zijn bij het schrijven kan ik begrippen introduceren die illustreren waar ik mee worstel. Ik kan het bijvoorbeeld hebben over ‘keuzeverlamming’. Een keer je kiest voor een bepaalde vorm sluit je ook een aantal mogelijkheden uit. Ik zou het interessant vinden om met de studenten na te denken over ‘beginnen’. Er zijn vele manieren om aan een tekst te beginnen, maar het begin van een tekst heeft ver-strekkende gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het verhaal. Is de schrijver zich van al die gevolgen bewust? Ik zou concreet een aantal van mijn openingsparagrafen kunnen voorleggen.
Keuzeverlamming kan ook betekenen dat je niet kunt schrijven omdat er te veel richtingen zijn waarin je verhaal kan uitgaan. Op dit punt kunnen we het hebben over een ‘schrijfopdracht’. Een verhaal schrijven is jezelf een opdracht geven. Je kunt het jezelf makkelijker maken door a priori bepaalde grenzen op te leggen, zodat je niet verstrikt raakt in de eindeloze mogelijkheden van het verhaal. Je kunt bijvoorbeeld vooraf het aantal personages vastleggen, of meer technische vormbeperkingen zoeken. Je kunt een verhaal dat je al kent hervertellen, vanuit een ander standpunt, etc… Jezelf die opdracht geven is ook een last. Je bent niet meer zo vrij, je kunt minder richtingen uit.
Thomas weet me te vertellen dat het codewoord in Zuid-Afrika tegenwoordig ‘kapasiteitsbou’ is. Ik denk dat als we praten over ‘kapasiteitsbou’ we niet om het medium internet heen kunnen. Voor een aspirant-schrijver liggen daar enorme mogelijkheden. Ik kan het hierover natuurlijk alleen maar hebben als duidelijk is dat de deelnemers toegang hebben tot het internet, en dat het voor hen betaalbaar is om er gebruik van te maken.
Als ze toegang hebben tot het net zouden we de les kunnen vervolgen met een communicatie tussen de leerlingen en mezelf via internet. Ze zouden me het resultaat van hun schrijfopdracht kunnen mailen. Ik zou het ook kunnen hebben over bloggen, een medium dat ik voor jonge schrijvers bijzonder interessant vind, maar misschien zijn de studenten daar al op andere manieren mee bezig.
Ik herinner me mijn bezoek in de township aan de schrijfcursus van Marita en Els en Daniel en Andre twee jaar terug. Ik heb toen een fragment voorgelezen uit ‘Vallen’, en ik weet dat ik het gevoel had dat de cursisten me niet goed begrepen. Zelf heb ik ook geluisterd naar de teksten die de cursisten in het Afrikaans geschreven hadden, en ik weet dat ik er weinig van snapte; geschreven Afrikaans is goed te doen, maar als ik ernaar moet luisteren merk ik dat ik niet de helft begrijp van wat er wordt gezegd. Ik verwacht dus dat er wel eens een stevig taalprobleem zou kunnen zijn. Marita en Els en Daniel en Andre hebben al zo veel met de cursisten gewerkt dat ze goed weten wat de taalproblemen zijn. Ik heb die kennis niet, ik weet niet welke woorden voor hen moeilijk liggen, dus ik vraag me af of we niet moeten werken met vertaalde fragmenten.
Wat ik doe in de scholen hangt een af van wat de school graag wil dat ik doe. De leerlingen warm maken voor het lezen van boeken? Ze uitleggen hoe het leven van een schrijver in elkaar zit? Ze mijn werk voorstellen?
In tegenstelling tot Marita en de anderen die voor mij naar Pretoria zijn gegaan heb ik nooit lesgegeven. Ik houd er niet van iets ex cathedra te doen, en wil evenmin graag voor een grote groep spreken. Ik weet niet of ik Thomas niet in de problemen breng door deze beperkingen. Ik denk dat ik ga vragen of Riana ervoor te vinden zou zijn om samen met mij naar de klassen te trekken. Ik heb in Spanje ooit scholen bezocht in het gezelschap van Jan Terlouw, en recent in Noorwegen met Ragnfrid Trohaug, en ik vond die duobaan interessant omdat je de werkwijzen van schrijvers op die manier met elkaar kunt confronteren.
Kunnen we iets doen met de verfilming van ‘Vallen’, de langspeelfilm Falling van Hans Herbots? Bij mijn bezoek aan Potchefstroom twee jaar terug is de film vertoond voor een publiek, en toen kwam er een interessante discussie los over de vraag of kijken naar geweld de kijker aanzet tot het gebruiken van geweld. In Potchefstroom is rond die tijd de scriptie van Martie Louw verschenen, over de omzetting van het boek naar de film. VAN JEUGROMAN NA FILM: VALLEN - 'N ANALISE VAN TEKSTRANSFORMASIE.Verhandeling voorgelê vir die graad Magister Artium in Afrikaans en Nederlands aan die Noordwes-Universiteit (Potchefstroomkampus). Misschien is dat interessant materiaal voor de studenten audiovisuele communicatie?
In het gesprek voor een publiek tussen Riana Scheepers en mezelf kan ik iets zeggen over de jeugdliteratuur in Vlaanderen, maar ik zou het met haar ook wel graag hebben over politieke correctheid in jeugdboeken, want daar heeft zij een erg interessante tekst over geschreven. Misschien zelfs over de zin of onzin literaire teksten voor te lezen aan een publiek, denkend aan wat Riana en ik hier in Vlaanderen samen gedaan hebben in Maart 2000 voor Behoud de Begeerte.
Dit alles draait door mijn hoofd terwijl ik voorlees op Zuiderzinnen. Ik lees het kortverhaal voor het publiek en vraag me af wat er zou gebeuren als ik dit verhaal voor een publiek in Zuid-Afrika voorlas. Goele mailt me dat ze hoopt dat mijn bezoek aan de lagere school niet wordt geweigerd vanwege De arkvaarders. We denken dat in onze teksten staat wat er staat, maar hebben geen idee van de impact een keer de woorden op reis gaan.
vrijdag, september 16, 2005
Eventjes Goedele voorstellen...
Ik besef dat het misschien goed is dat ik Goedele even voorstel. Daarvoor gebruik ik een interview dat twee jaar terug van haar werd afgenomen voor het tijdschrift Omtrent. Ik heb het artikel ingekort en maakte op een paar plaatsen wijzigingen omdat de situatie ondertussen veranderd is.
Portret van arts Goedele Louwagie
Vlaming in Vrystaat
Goedele Louwagie woont al 12 jaar in Bloemfontein, in het centrum van Zuid-Afrika. Ze werkt er als aan de medische factulteit van de universiteit van Bloemfontein.
"Ik ben is heel toevallig in Zuid-Afrika terechtgekomen. Ik heb in België tropische geneeskunde gestudeerd en daarna een tijdje in Chili gewerkt. Toen ik daar geen project meer kreeg, suggereerde een vriend van mij om naar Zuid-Afrika te trekken, omdat daar wel kansen lagen. Nu, in die tijd was het niet vanzelfsprekend om zoiets te doen. Maar ik heb het er toch maar op gewaagd en ben er blijven plakken.
Wat onmiddellijk opviel – maar nu spreken we wel over 1992 en sindsdien is er veel veranderd – waren de contrasten tussen blank en zwart, tussen rijk en arm. Vooral toen ik in Johannesburg aankwam. De organisatie waar ik ging werken woonde in een mooi huis in een blanke buurt, maar ze hadden wel een zwarte meid die in een hokje achteraan woonde. Leven met die contrasten is wel moeilijk in het begin, maar het erge is dat je er enigszins aan went. De contrasten zijn nu wel minder maar ze blijven bestaan. Elke blanke familie heeft nog steeds zwart personeel en dat wordt ook een beetje verwacht. Want het betekent werkgelegenheid voor zwarten. Socio-economisch is de apartheid dus nog steeds niet helemaal weg. Veel zwarten hebben nog steeds geen (goede) job. De apartheid zorgde er ook voor dat verschillende bevolkingsgroepen jarenlang helemaal apart moesten leven, niet alleen blank en zwart, maar ook binnen de zwarte gemeenschap. ‘Mixen’ is dus nog niet vanzelfsprekend.
Wettelijk gezien is er geen apartheid meer (officieel afgeschaft in 1992 nvdr). Een heel vooruitstrevende grondwet verbiedt alle vormen van discriminatie en wordt in de praktijk – in rechtszaken bijvoorbeeld – streng toegepast. En er zijn wetten die het voor zwarten makkelijker moeten maken om een job te vinden. Maar ja, zoveel jaren apartheid kan je niet op één-twee-drie uitvegen. Je kan niet een bevolking van 40 miljoen snel goed gaan scholen. Veel mensen hebben geen goede opleiding gehad, daar zit ook het probleem. Toch is er enorm veel veranderd de laatste jaren. De wijk waarin we nu wonen is een traditioneel blanke wijk maar meer en meer zwarten beginnen er huizen te kopen. In het televisie- en reclamebeeld zijn de vele kleuren die dit land rijk is nu duidelijk aanwezig.
Arts zonder grenzen
Ik ben gestart bij Médecins du Monde, een soort Artsen zonder Grenzen, in een project in de Botsabelo-township, in de provincie Vrystaat, op 60 kilometer vanwaar ik nu woon. Bedoeling was dat we daar een soort eerstelijnsgezondheidszorg zouden uitbouwen. Wat later ging ik aan de slag in een ziekenhuis in KwaZulu-Natal – een heel andere provincie – waar we met heel weinig middelen heel veel moesten realiseren. Maar het was interessant en ik heb toen ook een relatie kunnen opbouwen met mijn toekomstige man. Die woonde in Vrystaat en dus ik terug naar Vrystaat om in een staatsziekenhuis te werken. Dat was aanpassen want de dokters waren conservatief, hoofdzakelijk mannelijk en Afrikaanstalig. Later ben ik dan gehuwd en hoofd geworden van het ziekenhuis in Botsabelo, vier jaar lang. Een lastige job – er waren veel financiële problemen, problemen met het personeel, met de aids-epidemie… - maar wel een uitdaging. Nu werk ik aan de universiteit van de Vrijstaat op het Department of Community Health en bouw daar mee aan het gezondheidsbeleid.
Huwelijk zonder grenzen
Mijn man was in de township actief in het ANC en had op die manier contact met Médecins du Monde. Ik ontmoette hem dus al heel vroeg na mijn aankomst in dit land, maar een relatie was niet onmiddellijk mogelijk, precies omwille van een halve eeuw apartheid. Dat blijft toch hangen, ook al is het officieel afgeschaft. Nu mogen gemengde relaties wel, maar het is nog niet vanzelfsprekend. Ook voor zijn familie. Als je jaren onderdrukt bent geweest, vinden ze het niet evident dat hun zoon met een blanke trouwt. Alhoewel zijn familie dat nooit zo tegen mij gezegd heeft; ze heeft onze relatie zeker aanvaard.
Mijn kinderen spreken vier talen maar alleen Engels spreken ze goed. Ze gaan ook naar een Engelse school. Ik spreek Nederlands met hen – wat ze wel begrijpen maar zelf niet zo goed spreken – en tegen onze babysit en de grootouders spreken ze Sotho. Met de buurjongens en -meisjes is het dan weer Afrikaans.
Ik vind het belangrijk om Nederlands te spreken met de kinderen. Het eerste jaar sprak ik alleen Engels met hen omdat ik niet goed wist welke taal te kiezen. En ook omdat ik met mijn man geen Nederlands spreek. Maar na een jaar ontmoette ik een Duitse dame die me zei dat ik dat zeker wel moest doen: zij had nooit Duits gesproken met haar kinderen en had daar nu veel spijt van. De volgende dag ben ik Nederlands met hen beginnen spreken en ik voelde me prompt veel gelukkiger. Lieve woordjes, nuances, typische namen, verkleinwoorden… ik miste dat in het Engels. En ik vond ook dat ze moesten kunnen communiceren met mijn ouders, dat ze nog iets mochten overhouden van mijn roots.
Bezoek aan een school met AIDS-wezen
Een neef van ons die nog in Zuid-Afrika heeft gewoond heeft een feestje georganiseerd, en het geld dat dat heeft opgeleverd wil hij schenken aan een project in Zuid-Afrika. Hij heeft Goedele gevraagd een goed project te zoeken, en zij heeft geregeld dat het geld – een 500 euro - kan worden geschonken aan Atang primary school, een townshipschool met een toegewijd comité dat zich de belangen aantrekt van zowat 200 aidswezen. Het geld zal worden besteed aan een jaarcursus computer voor zestien kinderen. Die kinderen moeten op dit ogenblik toekijken hoe hun vriendjes computerles krijgen; als wezen kunnen ze de 2,5 euro per maand natuurlijk niet betalen.
Goedele vraagt me of ik zin heb om een bezoek te brengen aan die school. We zouden dan foto’s kunnen maken om aan de milde schenkers te laten zien wat er met het geld gebeurt, een beetje ook in de hoop ze te motiveren om ook in de toekomst steun te blijven geven. Ze vraagt of ik met de kinderen in gesprek zou willen gaan, en ze iets vertellen over het schrijven van boeken voor kinderen. De kinderen spreken wellicht niet erg goed Engels, maar misschien wel genoeg om te begrijpen wat ik bedoel als ik iets over leesboeken vertel.
Dat verzoek neem ik dus mee het weekend in. Ik wil dit heel graag doen, maar ik moet me afvragen wat ik ga meenemen om aan de kinderen te laten zien (boeken natuurlijk? Maar welke? Hoe oud zijn ze? Kunnen we daar ter plaatse internetten, om het verband te leggen tussen boeken en het internet?).
Thomas stuurt me eveneens een mail met de vraag wat het onderwerp zal zijn van mijn lezing op de universiteit en hoe ik mijn ‘werkwinkel’ wil organiseren. Hij brengt me naar een groep aspirant-schrijvers met wie ik graag een paar schrijfoefeningen wil doen. Vrij nieuw terrein voor mij, dus ik weet waarover tobben dit weekend. Er staat ook een gesprek tussen mij en Riana Scheepers op het programma; hij wil weten waarover we het zullen hebben.
Heerlijk werken is het overigens met Thomas. Ik wou dat ik bij elke buitenlandse reis iemand had die zo duidelijk was over de mogelijkheden en moeilijkheden. Op deze manier kan ik me tenminste goed voorbereiden. Ik hoop dat het Nederlands geen struikelblok zal zijn; mijn Afrikaans is nogal onbestaand.
Ik heb vanmorgen mijn vliegtuigticket in de post ontvangen en aan mijn bank een opdracht tot betaling gegeven. Gedaan dus met het afwegen van de reistijden, alles is nu definitief.
donderdag, september 15, 2005
Plannen maken
Goedele mailt me met de vraag of ze kaartjes mag bestellen voor Baaba Maal, de Senegalese nomad soul zanger die in oktober in Zuid-Afrika op tournee gaat. Ik zeg 'ja' natuurlijk, me de avond herinnerend met Myriam Makeba toen ik laatst in Bloemfontein was.
Baaba Maal werd geboren in Podor, een dorp met ongeveer 6.000 inwoners aan de oever van de Senegalrivier, die de grens vormt tussen Senegal en Mauritanië. Babaas ouders waren geen griots. Zijn vader werkte op het veld, maar was ook de persoon die op de moskee de werkers op het veld samenriep door te zingen. Babaas moeder was een muzikante die zong en zelf liedjes schreef om haar zoon de locale muzikale traditie aan te leren.
Terwijl ik op het net bekijk hoe we aan kaartjes kunnen komen zie ik dat K's Choice in Pretoria optreedt rond de tijd dat ik daar ben. Ik een grapje maken en Goedele mailen dat we misschien ook daarvoor kaartjes kunnen komen, maar besef dat Goele al zo lang uit België weg is dat ze helemaal niet meer weet wat of wie K's Choice is.
vrijdag, september 09, 2005
Riana zal er ook zijn!
Riana komt ook naar Pretoria. Thomas schrijft een mail die hij opent met 'Die lekkerste nuus eerste: ek het gister met Riana Scheepers gepraat en sy gaan ook na die Fees'. Als dat geen 'lekker nuus' is. Riana en ik zijn hebben in het verleden al samengewerkt. Lees hier haar verslag van de lezingentournee die wij samen hielden.