Logboek

Dit is het logboek van mijn reis naar Zuid-Afrika in oktober 2005. Ik ga eerst mijn nicht Goele bezoeken, die al jaren in Bloemfontein woont, en daarna daarna ga ik op uitnodiging van het Eenheid vir Navorsing in Kinderliteratuur van de Universiteit van Suid-Afrika in Pretoria naar de 'Nederlandse Boekendagen'. Ik eindig de reis met een tocht door Mpumalanga, Swaziland en Limpopo.

maandag, september 19, 2005

Wat ga ik doen tijdens de lezingen?

Thomas vroeg me om na te denken over de inhouden die ik wil brengen op de verschillende lezingen in de universiteiten en scholen in Pretoria. Ik heb het hele weekend over zijn vraag lopen nadenken. In de unief zou ik het kunnen hebben over de vraag of het verantwoord is om een slecht einde te hebben in kinderboeken. Hier wordt nogal snel gesteld dat kinderboeken hoopvol moeten zijn. Ik kan zien waarom men zoiets vindt, maar soms denk ik dat zo’n dictaat de emancipatie van jeugdliteratuur als kunstvorm in de weg staat, en de discussie hierover vind ik bijzonder boeiend omdat het de grens tussen jeugdliteratuur als kunstvorm en jeugdliteratuur als pedagogisch instrument wel bijzonder scherp stelt. Ik zou het ook kunnen hebben over de boodschap van het kinderboek of het boek in het algemeen. Allemaal mogelijkheden die ik met hem nog moet toetsen.

Tijdens de ‘werkwinkel’ voor zijn aspirant-schrijvers wil ik in de eerste plaats uitgaan van de gedachte dat er geen regels zijn bij het schrijven, dat het bijgevolg moeilijk is om richtlijnen te geven, maar dat het wel mogelijk is om je eigen werkwijze als schrijver bloot te leggen en te proberen te verwoorden. Door te laten zien wat mijn eigen problemen zijn bij het schrijven kan ik begrippen introduceren die illustreren waar ik mee worstel. Ik kan het bijvoorbeeld hebben over ‘keuzeverlamming’. Een keer je kiest voor een bepaalde vorm sluit je ook een aantal mogelijkheden uit. Ik zou het interessant vinden om met de studenten na te denken over ‘beginnen’. Er zijn vele manieren om aan een tekst te beginnen, maar het begin van een tekst heeft ver-strekkende gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het verhaal. Is de schrijver zich van al die gevolgen bewust? Ik zou concreet een aantal van mijn openingsparagrafen kunnen voorleggen.
Keuzeverlamming kan ook betekenen dat je niet kunt schrijven omdat er te veel richtingen zijn waarin je verhaal kan uitgaan. Op dit punt kunnen we het hebben over een ‘schrijfopdracht’. Een verhaal schrijven is jezelf een opdracht geven. Je kunt het jezelf makkelijker maken door a priori bepaalde grenzen op te leggen, zodat je niet verstrikt raakt in de eindeloze mogelijkheden van het verhaal. Je kunt bijvoorbeeld vooraf het aantal personages vastleggen, of meer technische vormbeperkingen zoeken. Je kunt een verhaal dat je al kent hervertellen, vanuit een ander standpunt, etc… Jezelf die opdracht geven is ook een last. Je bent niet meer zo vrij, je kunt minder richtingen uit.
Thomas weet me te vertellen dat het codewoord in Zuid-Afrika tegenwoordig ‘kapasiteitsbou’ is. Ik denk dat als we praten over ‘kapasiteitsbou’ we niet om het medium internet heen kunnen. Voor een aspirant-schrijver liggen daar enorme mogelijkheden. Ik kan het hierover natuurlijk alleen maar hebben als duidelijk is dat de deelnemers toegang hebben tot het internet, en dat het voor hen betaalbaar is om er gebruik van te maken.
Als ze toegang hebben tot het net zouden we de les kunnen vervolgen met een communicatie tussen de leerlingen en mezelf via internet. Ze zouden me het resultaat van hun schrijfopdracht kunnen mailen. Ik zou het ook kunnen hebben over bloggen, een medium dat ik voor jonge schrijvers bijzonder interessant vind, maar misschien zijn de studenten daar al op andere manieren mee bezig.
Ik herinner me mijn bezoek in de township aan de schrijfcursus van Marita en Els en Daniel en Andre twee jaar terug. Ik heb toen een fragment voorgelezen uit ‘Vallen’, en ik weet dat ik het gevoel had dat de cursisten me niet goed begrepen. Zelf heb ik ook geluisterd naar de teksten die de cursisten in het Afrikaans geschreven hadden, en ik weet dat ik er weinig van snapte; geschreven Afrikaans is goed te doen, maar als ik ernaar moet luisteren merk ik dat ik niet de helft begrijp van wat er wordt gezegd. Ik verwacht dus dat er wel eens een stevig taalprobleem zou kunnen zijn. Marita en Els en Daniel en Andre hebben al zo veel met de cursisten gewerkt dat ze goed weten wat de taalproblemen zijn. Ik heb die kennis niet, ik weet niet welke woorden voor hen moeilijk liggen, dus ik vraag me af of we niet moeten werken met vertaalde fragmenten.

Wat ik doe in de scholen hangt een af van wat de school graag wil dat ik doe. De leerlingen warm maken voor het lezen van boeken? Ze uitleggen hoe het leven van een schrijver in elkaar zit? Ze mijn werk voorstellen?
In tegenstelling tot Marita en de anderen die voor mij naar Pretoria zijn gegaan heb ik nooit lesgegeven. Ik houd er niet van iets ex cathedra te doen, en wil evenmin graag voor een grote groep spreken. Ik weet niet of ik Thomas niet in de problemen breng door deze beperkingen. Ik denk dat ik ga vragen of Riana ervoor te vinden zou zijn om samen met mij naar de klassen te trekken. Ik heb in Spanje ooit scholen bezocht in het gezelschap van Jan Terlouw, en recent in Noorwegen met Ragnfrid Trohaug, en ik vond die duobaan interessant omdat je de werkwijzen van schrijvers op die manier met elkaar kunt confronteren.

Kunnen we iets doen met de verfilming van ‘Vallen’, de langspeelfilm Falling van Hans Herbots? Bij mijn bezoek aan Potchefstroom twee jaar terug is de film vertoond voor een publiek, en toen kwam er een interessante discussie los over de vraag of kijken naar geweld de kijker aanzet tot het gebruiken van geweld. In Potchefstroom is rond die tijd de scriptie van Martie Louw verschenen, over de omzetting van het boek naar de film. VAN JEUGROMAN NA FILM: VALLEN - 'N ANALISE VAN TEKSTRANSFORMASIE.Verhandeling voorgelê vir die graad Magister Artium in Afrikaans en Nederlands aan die Noordwes-Universiteit (Potchefstroomkampus). Misschien is dat interessant materiaal voor de studenten audiovisuele communicatie?

In het gesprek voor een publiek tussen Riana Scheepers en mezelf kan ik iets zeggen over de jeugdliteratuur in Vlaanderen, maar ik zou het met haar ook wel graag hebben over politieke correctheid in jeugdboeken, want daar heeft zij een erg interessante tekst over geschreven. Misschien zelfs over de zin of onzin literaire teksten voor te lezen aan een publiek, denkend aan wat Riana en ik hier in Vlaanderen samen gedaan hebben in Maart 2000 voor Behoud de Begeerte.

Dit alles draait door mijn hoofd terwijl ik voorlees op Zuiderzinnen. Ik lees het kortverhaal voor het publiek en vraag me af wat er zou gebeuren als ik dit verhaal voor een publiek in Zuid-Afrika voorlas. Goele mailt me dat ze hoopt dat mijn bezoek aan de lagere school niet wordt geweigerd vanwege De arkvaarders. We denken dat in onze teksten staat wat er staat, maar hebben geen idee van de impact een keer de woorden op reis gaan.